Contact
Home
webdesign: djRrrong for undone productions
Ontwerp voor een wet op het Armwezen (1828)

Er was tijdens het bewind van Willem I veel kritiek op het functioneren van de armenzorg. Er zou inbreuk worden gemaakt op de rechten van de diaconieën en van de bijzondere instellingen van liefdadigheid, zelfs als ze geen steun van de staat kregen. Volgens anderen werd er te weinig naar de oorzaken van armoede gekeken. Werd het niet tijd voor een wet?
'Over de te nemen maatregelen ter voorkoming of leniging van de armoede.
De Burgerlijke Maatschappij, vertegenwoordigd door de Regering [Uitvoerende en Wetgevende magten], is verpligt, om, door wettige maatregelen, de armoede zoo veel mogelijk voor te komen of te lenigen.
Onder die maatregelen zijn te rangschikken:
vermindering der openbare lasten [Ten Zeldam Ganswijk dacht aan een wijziging van de belasting op dienstboden en op de eerste levensbehoeften];
ondersteuning van handel, scheepvaart, fabrijken en andere takken van nijverheid;
ontginning van woeste gronden;
nuttige openbare werken;
toezigt op arbeid en arbeidsloon;
toezigt op de wijze van beheer der armenaangelegenheden;
zorg voor het lot der kinderen van armen en onvermogenden;
uitbreiding der kolonien van weldadigheid;
wering der openbare bedelarij;
aanmoediging van de landverhuizing naar de buitenlandsche bezittingen van den Staat;
en boven alles
opregte bevordering van Godsdienst, beschaving en maatschappelijke deugden bij alle standen.

Over onderstand, uit het beginsel van liefdadigheid te verleenen, en over het domicilie van onderstand.
De arme, als zoodanig, verkrijgt door voormelde bepalingen geen regt op onderstand [men onderstelt dus hier, dat hij arbeiden en werk vinden kan].
De nader te vermelden armvoogden kunnen echter, na gedaan onderzoek, verklaren, dat het uitreiken van onderstand uit het beginsel van liefdadigheid, noodig is [ook werklozen konden volgens Ten Zeldam Gansdijk steun nodig hebben en dat werd in verschillende KB's erkend].
Waar geene opneming en verzorging in de daarvoor bestemde armengestichten in aanmerking komt, bepaalt men zich tot eene ondersteuning der huisarmen. Zoodanige onderstand kan in geld, - doch zal bij voorkeur in eetwaren, brandstoffen en andere noodwendige levensbehoeften, verstrekt worden.
Zucht tot bedelarij, luiheid en zedelooze gedragingen van den arme, zijn redenen voor de armvoogden, om hem niet te ondersteunen.
De plaats, alwaar onderstand moet worden verstrekt, zoodra tot dien onderstand door de armvoogden besloten is, heet domicilie van onderstand.
Dat domicilie is de geboorteplaats van den arme, zoo lang hij dit niet, uit krachte van de wet, elders zal hebben verkregen.
Hij verkrijgt dit elders, als hij, op het oogenblik zijner behoefte aan onderstand, in eene andere gemeenten dan zijne geboorteplaats woonachtig is, en in die andere gemeente het laatst gedurende één vol jaar zijn verblijf zal hebben gehouden [Ten Zeldam Ganswijk vond een jaar een verbetering ten opzichte van de vier jaar van de Wet op het domicilie van onderstand van 1818, maar liever zag hij de verblijfplaats in plaats van de geboorteplaats als domicilie van onderstand].

Over de Diaconien en algemeene Armbesturen.
Het besluit tot het verstrekken van den onderstand der liefdadigheid, moet uitgaan van de armvoogden der woonplaats van den behoeftige; zijnde de Diaconien en algemeene Armbesturen. De Diaconien komen in aanmerking, als er sprake is van ondersteuning van leden der kerkelijke gemeente, waartoe de Diaconie behoort, en van de vrouwen en minderjarige kinderen dier leden, indien deze vrouwen en kinderen onder dezelfde gezindheid zijn te rangschikken.
Als een vrouw en een gedeelte der kinderen tot eene andere gezindheid behooren, zal de vrouw de noodige ondersteuning van de Diaconie dier gezindheid erlangen, en zullen de minderjarige kinderen, in verhouding tot hunne behoefte en hun aantal door de Diaconien der twee of meer betrokken kerkelijke gemeenten worden ondersteund.
Bijaldien echter al de kinderen door de ouders voor eene en dezelfde gezindheid worden opgeleid, zal de Diaconie dier gezindheid den onderstand van deze kinderen op zich nemen.
De algemeene armbesturen, waar die bestaan, of de plaatselijke besturen, als voor die armbesturen wettig optredende, zijn belast met de zorg voor de ondersteuning van personen, niet tot de leden eener kerkelijke gemeente behoorende, en van de in gelijk geval verkeerende vrouwen en de minderjarige kinderen dier personen.

Over de handelingen der armvoogden, in gevallen van uitzondering op den algemeenen onderstands-regel.
Zoodra door armvoogden van de woonplaats de noodzakelijkheid verklaard is, om onderstand te verleenen aan eenen behoeftige, wiens domicilie van onderstand, uit kracht der geboorte elders gevestigd is, geven zij daarvan kennis aan de armvoogden dier geboorteplaats, ten einde door deze de aard en het bedrag van dien onderstand zou kunnen worden bepaald.
Indien noodig, wordt door armvoogden der woonplaats, in afwachting van het antwoord van die der geboorteplaats, op grond van eigen oordeel en overtuiging, in de eerste behoeften van den arme voorzien. (...)

Over het beroep van armvoogden op de burgerlijke gemeente.
Als de diaconien of de algemeene armbesturen vermeenen eenige bijdrage uit de fondsen der burgerlijke gemeente te moeten vragen, doen zij daartoe eene behoorlijk gemotiveerde voordragt aan den Raad der stad of gemeente.
De Raad geene termen vindende tot inwilliging der voordragt, hetzij geheel of gedeeltelijk, zendt die, met een naauwkeurig en wel ontwikkeld preadvies, aan Gedeputeerde Staten, die finaal beslissen.

Over het financieel beheer, zoo van gesubsidieerde als van niet gesubsidieerde armbesturen en instellingen van liefdadigheid.
De diaconien beschikken vrij:
1. Over de aan haar bij testament vermaakte, of op andere wijze door haar wettig verkregene inkomsten.
2. Over de opbrengst der collecten, welk in de kerken hunner gemeente, of aan de huizen van de leden dier gemeente, ten behoeve van de diaconie-armen worden gedaan, en over de opbrengst van alle andere liefdegaven.
3. Over de door het stedelijk of plaatselijk bestuur verleende subsidien.
De algemeene armbesturen, geene eigene inkomsten hebbende, zullen tot het uitreiken van onderstand, door algemeene collecten aan de huizen der ingezetenen of andere vrijwillige giften, en door subsidien uit de kas der burgerlijke gemeente, worden in staat gesteld.
Armvoogden, die subsidien ontvangen, zijn gehouden tot verantwoording aan de subsidierende burgerlijke gemeente.
Liefdadige instellingen, niet begrepen de diaconien of algemeene armbesturen, zijn vrij in hare handelingen, maar kunnen ook geen aanspraak maken op ondersteuning van eenig algemeen, gewestelijk of plaatselijk gezag.

Over het opheffen van verschillen, en over de afschaffing van vroeger gewerkt hebbende verordeningen.
Verschillen, bij de uitvoering of toepassing van de tegenwoordige wet ontstaande, zullen door Gedeputeerde Staten, en, in geval niet in hunnen uitspraak mogt worden berust, door den Koning worden beslist.
Alle vroeger gewerkt hebbende algemeene bepalingen, gelijk mede alle vroeger verleende acten van indemniteit, van readmissie en dergelijke, worden beschouwd door de tegenwoordige wet te zijn vervallen.'
Ten Zeldam Ganswijk nam dit wetsontwerp in zijn werk op omdat het in 1828 'als eene proeve tot wegneming van de bezwaren, die uit alle oorden des Rijks tegen de wet van 1818 werden ingebragt', aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken was voorgelegd. 'Later zijn die bezwaren toegenomen en heeft de Regering zich verpligt geacht op den 28sten November 1845 eene andere wet, betrekkelijk de ondersteuning aan behoeftigen, aan de tweede kamer der Staten-Generaal voor te dragen; waaromtrent echter geene spoedige eindbeslissing te verwachten is.'
De beginselen van de wet van 1818 werden in de tussentijd nauwelijks meer nageleefd.

'Het kan nuttig zijn hier te herinneren, dat ook door het Gouvernement van België tot eene herziening der meergemelde wet van 1818 is overgegaan, en bij die gelegenheid van de uitdrukking, regt op onderstand, die aan niet weinigen in ons Vaderland vrees inboezemt [angst voor aanzuigende werking en voor juridische conflicten], zonder schroom is gebruik gemaakt; terwijl buitendien de woorden, geregtigd te zijn om in den algemeenen onderstand te deelen, - verpligting tot het verleenen van onderstand, - en dergelijke, in niet weinige besluiten van onzen Koning en onze provinciale autoriteiten zijn aan te wijzen.'

D.J. ten Zeldam Ganswijk, Bijdragen tot de geschiedenis van het staatsbestuur in ons vaderland en meer bijzonder in het gewest Zuid-Holland, gedurende de jaren 1813 tot en met 1845, deel 2, pp. 129-130 en 201-207


Armenzorguitgaven 1817-1899 (pdf)

Zorg als onderwerp van rijksbemoeienis en nationale regelgeving

Wet op het domicilie van onderstand 1818 (uitgebreide versie met bronteksten)

Verlichte adviezen over armenzorg (uitgebreide versie met bronteksten)

Pleiten voor staatsarmenzorg (uitgebreide versie met bronteksten)

Zorg in het huis van Thorbecke

De Armenwet van 1854

Zucht naar onafhankelijkheid van het burgerlijk gezag

Geen armenzorg maar sociale verzekeringen


Samenstelling Tweede Kamer onder koning Willem I, inclusief politieke kleur

Gouverneurs en Commissarissen van de Koning in Zuid-Holland (wiki)

Historische Kranten - Nederlandse dagbladen uit de 17e, 18e, 19e en 20e eeuw

Geschiedenis van de uitgave van de kamerstukken

G. Luttenberg, Register der wetten en besluiten, betrekkelijk het openbaar bestuur in de Nederlanden over het tijdvak van 1796 tot en met 1839, 6 delen (zie google), (Zwolle 1840-1843)

E.H. Kossmann, De Lage Landen 1780-1980 (1986)

J.Th.J. Van Den Berg & J.J. Vis, De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946, (Amsterdam 2013)

Beleidsvoorbereiding verliep tijdens Willem I niet volgens vaste, voorspelbare patronen en was zeker niet het exclusieve monopolie van de ambtelijke bureaucratie. N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900 (2004), p. 417

Kritiek betrof zowel de inhoud van het beleid van Willem I als de wijze waarop dat beleid tot stand kwam. N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, p. 452

D.J. ten Zeldam Ganswijk, Handleiding tot de kennis van het staatsbestuur in het Koninkrijk der Nederlanden, Deel 1, eerste stuk, Deel 1, tweede stuk, zeven delen (zie google books)

Inrichting, taken en bevoegdheden provinciebestuur

Armenwetten, Armverslagen en armenstatistieken

Medische armenzorg

Voorzieningen voor de dekking van ziektekosten

Provinciebestuur en zorg


Deze pagina is een initiatief van historisch onderzoeksbureau Ecade

Danièle Rigter publishes on different elements of the history of the welfare state. She wrote about the role of the Dutch department of Labour and about several private organisations. Her latest publications are about Dutch and Belgian social insurance and about the relationship between different levels of government and its citizens. Her research focuses on the aspects of nationbuilding, democracy and citizenship in the making of the welfare state. For the Centre for the History of Health Insurance (Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars) in the Department of Medical Humanities at the VU University Medical Center in Amsterdam she was responsible for the management of the heritage of health insurance organisations (Erfgoedgids Zorgverzekeraars).

Buitenrustpad 11 hs
1097 MX Amsterdam
020 6273467
KvK 23062575