Contact
Home
webdesign: djRrrong for undone productions

Kamers van Arbeid

Vanaf het begin van de jaren negentig van de negentiende eeuw trachtte men in Nederland door de oprichting van Kamers van Arbeid de positie van de werknemers ten opzichte van de werkgevers te versterken. Deze Kamers van Arbeid, waarin door werkgevers en arbeiders gekozen vertegenwoordigers zaten, hadden bij conflicten een bemiddelende rol. Het waren lokale, per bedrijfstak georganiseerde platforms waar overlegd kon worden over de hoogte van het loon, de werktijden, de arbeidsomstandigheden en de sociale voorzieningen. De KvA moesten daarnaast de overheid over sociale en economische vraagstukken adviseren. Alom constateerde men dat het parlement te weinig kennis over deze onderwerpen had. Er werd voorgesteld de KvA een taak te geven bij de uitvoering van sociale verzekeringswetten.

A. Kuyper had zich bij het ontwerpen van zijn plan (pdf) voor de Kamers van Arbeid door christelijke denkers als Wilhelm Emmanuel Freiherr von Ketteler laten inspireren. Kuyper had het in zijn plannen over '"Kamers" of "Raden" van Arbeid'. De Duitse kanselier Bismarck was ook beïnvloed door Ketteler; hij wilde met zijn sociale wetten een corporatieve staat opbouwen. Dit mislukte door de macht van de bestaande organisaties met als gevolg dat de Duitse uitvoering van de verplichte sociale verzekeringswetten chaotisch en versnipperd was.
Kuypers KvA moesten in gebieden van rond de 20.000 inwoners uitsluitend worden samengesteld uit arbeiders die werden gekozen door diegenen die konden bewijzen dat ze minstens een jaar in die regio loon verdiend hadden.
Het Werkliedenverbond Patrimonium was voorstander van de Kamers van Arbeid als instrument voor de verbetering van de positie van de arbeiders en als nieuwe vorm van economische ordening. De christelijke werkgevers zagen de KvA vooral als manier om de overheid buiten het sociaal-economische leven te houden. Vanaf 1890 werden er, ook al voor er wetgeving was, KvA opgericht en daarbij speelde Patrimonium in vele gevallen een grote rol.
Het liberale kabinet Röell-Van Houten dat in 1897 de Wet op de Kamers van Arbeid door het parlement loodste, stemde niet in met het voorstel om aan de KvA verordenende bevoegdheden te geven. Ze mochten niet net als vroeger de gilden, staatjes in de staat worden. De gedachte dat er een publiekrechtelijke, bij wet ingestelde, al dan niet met verordenende bevoegdheden uitgeruste organisatie van de arbeid moest komen, bleef echter lange tijd levend.
 
Na een verzoek vanuit de samenleving kon de regering een KvA instellen. Bij regeringsbesluit werd het gebied van een KvA bepaald en de bedrijfstak die de Kamer vertegenwoordigde. Er waren meestal vijf werkgevers en vijf werknemers per Kamer die door hun respectieve achterban werden gekozen en die vijf jaar zitting hadden. Kiesgerechtigden moesten Nederlands ingezetene zijn, tenminste dertig jaar oud en tenminste een jaar gewerkt hebben bij een bij de KvA aangesloten bedrijf. Vrouwen zouden in eerste instantie geen rol krijgen in de KvA maar na de behandeling in het parlement werd die hun wel toegestaan.
De KvA werden samengesteld op grond van rechtstreekse verkiezingen. De gemeenten stelden de kieslijsten op. Lokale vakverenigingen droegen kandidaten voor. De kosten van de verkiezingen werden deels door de gemeenten en deels door het rijk opgebracht.
Het bestuur van de KvA bestond uit een voorzitter en twee bestuursleden. Deze werden door de werkgevers- en de werknemersleden aangewezen. De voorzittershamer was halfjaarlijks beurtelings in handen van een werkgever of een arbeider. De secretaris werd op voordracht van de Kamer door het bestuur benoemd. De KvA die na de invoering van de wet werden opgericht, weken op twee punten af van de oorspronkelijke plannen van Kuyper. Ze bestonden uit zowel arbeiders als werkgevers en ze hadden zoals gezegd, geen verordenende bevoegdheden.

De commissie die in 1911 het functioneren van de KvA onderzocht, deed verschillende voorstellen tot verbetering, waaronder versterking van de positie van de voorzitter en het in de wet op de cao opnemen van de mogelijkheid tot het verbindend verklaren van arbeidsovereenkomsten. De commissie had voor haar onderzoek vragenlijsten verstuurd aan 190 voorzitters van KvA, 71 plaatselijke arbeiderssecretariaten en bestuurdersbonden, 119 vakbonden, 17 werkgeversverenigingen en 37 particuliere personen. Van de 434 vragenlijsten kwamen er 113 terug. Volgens de statisticus en voorzitter van een KvA in Amsterdam, J.H. van Zanten, waren 'vele vooraanstaande mannen uit het bedrijfsleven en het vakvereenigingswezen' lid en waren vele 'bekende persoonlijkheden in het sociale leven' secretaris van een KvA. Door de aanname van de Arbeidsgeschillenwet (1923) kwam de wet op de KvA te vervallen.
Op het hoogtepunt waren er volgens Van Zanten 112 Kamers van Arbeid. Het rapport van de onderzoekscommissie maakte, zoals gezegd, melding van 190 voorzitters. In 1922, het jaar dat het doek voor de KvA definitief viel, waren er in de tussentijd 34 KvA opgeheven. In de Staatsalmanak van datzelfde jaar kwamen de volgende KvA voor:

Plaats

Bedrijfstak

Opgericht

Secretaris

Aantal leden

Alphen aan den Rijn

Bouw

1899

Koning, K.J.E.

10

Alphen aan den Rijn

Voeding

1909

Koning, K.J.E.

10

Amersfoort

Bouw

1902

Dekker, G.

10

Ammerstol

Visserij

1899

Berg, P.H. van den

10

Amsterdam

Bouw

1898

Zanten, J.H. van

10

Amsterdam

Handel, krediet- en verzekeringswezen

1899

Lille Hogerwaard, W.J. Ph. de

10

Amsterdam

Drukkerij

1898

Romme, C.P.M.

10

Amsterdam

Kleinhandel

1903

Schut, D.W.O.A.

10

Amsterdam

Voeding

1898

Cohen, Ph.

10

Amsterdam

Confectie

1898

Huberts, H. jr.

10

Amsterdam

Logement- en koffiehuishoudersbedrijf

1900

Vacant

10

Amsterdam

Metaal

1898

Beneditty, N. de

10

Amsterdam

Tabak

1898

Vliet, H.J.M van de

10

Arnhem

Voeding

1900

Heidenreich, J.C.

10

Arnhem

Confectie

1900

Meerten W. van

10

Arnhem

Bouw

1900

Meerten W. van

10

Axel

Landbouw

1910

Bilt, C.Th. van de

10

Beverwijk

Bloembollenteelt

1902

Kimman, H.

10

Breda

Bouw

1899

Kuselbos, P.M.

10

Delft

Voeding

1899

Walhout, J.F.J.

10

Delft

Confectie

1902

Walhout, J.F.J.

10

Delft

Bouw

1899

Schoonhoven, J.

10

Den Haag

Drukkerij

1898

Stiel, C.W.L.

10

Den Haag

Winkel

1904

Fijn van Draat, G.A.

10

Den Haag

Confectie

1898

Spier, B.

10

Den Haag

Bouw

1898

Rueb, A.

10

Den Haag

Voeding

1898

Flier, M.J. van der

10

Dordrecht

Bouw

1898

Rutten, A.J. jr.

10

Dordrecht

Voeding

1898

Mantingh, W.

10

Enschede

Bouw

1902

Scholten, B.H.

10

Gouda

Bouw

1898

Gelijns, M.

10

Groningen

Confectie

1900

Aalderink, H.

10

Groningen

Voeding

1900

Waard, S.K. de

10

Haarlem

Bloembollenteelt

1902

Bilderbeek, E.A. van

10

Haarlem

Bouw

1911

Houten, L.D. van

10

Haarlem

Handel, krediet- en verzekeringswezen

1912

Daalen, W.C. van

10

Haarlem

Metaal

1898

Kalbfleisch, P.

10

Haarlem

Voeding

1898

Kalbfleisch, P.

10

Haarlem

Confectie

1898

Bilderbeek, E.A. van

10

Helder

Bouw

1899

Vries, K. de

10

Hillegom

Bloembollenteelt

1902

Carlier, C.

10

Hilversum

Bouw

1899

Noordenbos, P.

10

Hoogeveen

Veenderij

1902

Boersma, W.L. jr.

10

Kampen

Bouw

1898

Snijder, A.M.

10

Kampen

Tabak

1898

Schneider, J.F.A.

10

Leeuwarden

Diverse

1899

Laan, D. van der

10

Leiden

Textiel

1898

Pera, W.

10

Leiden

Voeding

1898

Overduin, J.

10

Leiden

Winkel

1905

Kerkhoff, H.J. van

10

Leiden

Bouw

1898

Goes, P.W.C. van der

10

Nijmegen

Bouw

1899

Meegen, Th.M.M. van

10

Nijmegen

Voeding

1899

Meegen, Th.M.M. van

10

Rotterdam

Tabak

1899

Janssen van der Leck, J.Th.

10

Rotterdam

Drukkerij

1899

Koderitsch, M. mej.

10

Rotterdam

Handel, krediet- en verzekeringswezen

1900

Riet, J.E. van

10

Rotterdam

Kleinhandel

1904

Janssen van der Leck, J.Th.

10

Rotterdam

Metaal

1899

Gelder, W.A. de

10

Rotterdam

Bouw

1899

Bakker, J.

10

Rotterdam

Voeding

1899

Riet, J.E. van

10

Rotterdam

Confectie

1899

Waardhuizen, D.D. van

10

's-Hertogenbosch

Voeding

1900

Strijbosch, H.A.J.

10

's-Hertogenbosch

Bouw

1900

Strijbosch, H.A.J.

10

's-Hertogenbosch

Confectie

1900

Strijbosch, H.A.J.

10

Sassenheim

Bloembollenteelt

1902

Braun, J.

10

Schiedam

Bouw

1899

Vringer, H. de

10

Schiedam

Voeding

1899

Nipius, S.

10

Tilburg

Bouw

1905

Diddens, W.H.H.

10

Utrecht

Voeding

1899

Verhoeff, F.J.C

10

Utrecht

Confectie

1899

Crevecoeur, J.G.

10

Utrecht

Tabak

1902

Snoek, M.V.

10

Utrecht

Drukkerij

1899

Geelen, A. van

10

Veenendaal

Textiel

1910

Goverts, J.Th.

10

Vlissingen

Metaal

1901

Putte, A. van de

10

Vlissingen

Bouw

1901

Blankert, J.J.

10

Waalwijk

Schoenmakerij

1901

Leur, M. van de

10

Zutphen

Bouw

1898

Santen, H.N.B. van

10

Pdf-versie met noten.

Danièle Rigter

Zie ook:

A. van Veen, The Chambers of Labour. Experiments in representation and regulation in the Netherlands in the long nineteenth century

A. van Veen, 'De Kamers van Arbeid. Experimenten met politieke vertegenwoordiging in Nederland rond 1900'. BMGN, 128(2013)2, pp. 31-61 (pdf)

Deze pagina is een initiatief van historisch onderzoeksbureau Ecade

Danièle Rigter publishes on different elements of the history of the welfare state. She wrote about the role of the Dutch department of Labour and about several private organisations. Her latest publications are about Dutch and Belgian social insurance and about the relationship between different levels of government and its citizens. Her research focuses on the aspects of nationbuilding, democracy and citizenship in the making of the welfare state. For the Centre for the History of Health Insurance (Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars) in the Department of Medical Humanities at the VU University Medical Center in Amsterdam she was responsible for the management of the heritage of health insurance organisations (Erfgoedgids Zorgverzekeraars).