Home Contact
webdesign: djRrrong for undone productions
Het belang van archiefonderzoek voor de toename van historische kennis
en het belang van de Onderzoeksgids Sociale Zekerheid*
* Toespraak bij de presentatie van de ING-Onderzoeksgids Sociale Zekerheid in het najaar van 2003

De historicus Piet de Rooy schreef ooit in een artikel in De Gids ‘Het archief heeft in historische kringen een welhaast magische betekenis’**. Tijdens mijn studie geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam wilde ik graag archiefervaring opdoen en kon ik mijn eindscriptie schrijven op basis van archiefonderzoek naar de vereniging Hulp voor Onbehuisden. Ik had het geluk dat van deze vereniging een goed bewaard en geïnventariseerd archief voorhanden was. Toen ik na mijn studie betrokken raakte bij de geschiedschrijving van het ministerie van Sociale Zaken was archiefonderzoek gezien de beschikbare tijd niet mogelijk. Het ministerie was bovendien net van vier locaties naar één verhuisd en er was weinig zicht op het aanwezige archiefmateriaal.

Tijdens het schrijven van de geschiedenis van het ministerie viel het mij op dat het moeilijk is om op basis van literatuur en secundaire bronnen in sommige kwesties echt inzicht te krijgen. Een van deze kwesties was het antwoord op de vraag waarom het van 1913 tot 1930 geduurd heeft voordat de Ziektewet in Nederland werd ingevoerd. Een andere vraag, die daar nauw mee samenhangt, was waarom er in Nederland vanaf het begin af aan zo’n chaos heerste in de uitvoering van de sociale zekerheid, iets waar ook tijdgenoten zich van bewust waren. Uitvoeringsorganen zoals de Raden van Arbeid, die in mijn ogen haast ideale uitvoeringsorganen leken, hebben weliswaar van het begin af aan blootgestaan aan veel kritiek, maar hebben desalniettemin tot 1988 hun leven weten te rekken. Het constateren van bestuurlijke en maatschappelijke onvolkomenheden leidt niet vanzelfsprekend tot bijsturing van beleid. Mede naar aanleiding van de parlementaire enquete Buurmeijer naar de uitvoering van de sociale zekerheid in 1993 drong de vraag zich steeds meer op, in welke mate de minister van Sociale Zaken in Nederland in staat is om de uitvoering te sturen, in hoeverre de minister greep heeft op het terrein dat de apotheose is van het Nederlandse poldermodel, de overlegsamenleving. Ik besloot om mij te gaan bezighouden met de geschiedenis van de Raden van Arbeid om zo een aantal van de genoemde vragen te kunnen beantwoorden.

Er is totnogtoe weinig archiefonderzoek gedaan naar de beginfase van de geschiedenis van de uitvoering. Van de Raden van Arbeid en hun koepelorganisatie, de Vereniging Raden van Arbeid, is gelukkig veel materiaal overgebleven. Mijn eerste opdracht was om in kaart te brengen wat er nog was en waar het zich bevond. In 1919 werden er op grond van de Radenwet 1913 van A.S. Talma, verspreid over Nederland 39 Raden van Arbeid opgericht. De Raden werden samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en hadden een door de minister benoemde voorzitter. Ze kregen aanvankelijk tot taak de Invaliditeits- en de Vrijwillige Ouderdomswet uit te voeren, later kwamen daar delen van de Land- en Tuinbouwongevallenwet en de Ongevallenwet bij. Hun raison d’etre zou echter de uitvoering van de Ziektewet zijn. Hoe dit laatste op een lijdensweg uitliep, dat zal in mijn proefschrift te lezen zijn en hoeft hier nu niet aan de orde te komen.

In de periode 1919-1988 zijn er verschillende Raden opgeheven en samengevoegd. Sinds 1988 zijn de Raden districtskantoren van de Sociale Verzekeringsbank. Als taakopvolger van de Raden van Arbeid was het de bedoeling dat alle archieven van de Raden in het hoofdkantoor verzameld zouden worden. Na de invoering van de Archiefwet 1995 zouden de archieven van de Raden worden ‘gepivot’ en uiteindelijk terecht moeten komen in het Nationaal Archief. Diverse Raden hadden in het verleden verscheidene oplossingen gekozen voor hun archieven: zelf houden of onderbrengen in een Gemeente- of Provinciaal archief. Sommigen waren het zicht op hun archieven helemaal kwijt. Er was er maar een die het archief naar het districtskantoor had gebracht en dat was Rotterdam. Het archief van de Vereniging van Raden van Arbeid was op het IISG terechtgekomen.

Tijdens mijn zoektocht naar de archieven van de Raden van Arbeid kwam ik Ton Kappelhof tegen. Hij vertelde mij van het initiatief van het ING om een Onderzoeksgids Sociale Zekerheid op te zetten. In mijn onderzoek is het contact met Ton van onschatbare waarde gebleken. Ton hield mij in het kader van het Onderzoeksgidsproject op de hoogte van vondsten en nu de definitieve versie van de Gids klaar is, zal mijn onderzoek er alleen maar gemakkelijker worden. Er is door hem en Vibeke Kingma en andere betrokkenen in een korte tijd enorm veel werk verzet.

Piet de Rooy beschrijft in het eerder genoemde artikel hoe zijn onderzoek naar de geschiedenis van de werklozenzorg voor een groot deel gestuurd werd door toevalligheden, door het feit of een archief wel of niet bewaard was gebleven of was geïnventariseerd - iets wat iedere archiefonderzoeker zal herkennen. Met de vandaag gepresenteerde Onderzoeksgids is dit proces voor ons onderzoeksterrein geprofessionaliseerd.

Mijn onderzoek loopt vertraging op als elementaire kennis onbreekt of alleen met veel moeite op te sporen is: bijvoorbeeld biografische informatie over ambtenaren, of informatie over de samenstelling van besturen en raden. De Onderzoeksgids heeft mij echter al vele malen vooruit geholpen. Raadpleging ervan beveel ik dan ook aan iedereen en van harte aan.

Danièle Rigter

** P. de Rooy, ‘Sirenezang uit het archief’, in: De Gids, 152 (1989) 1, pp. 49-56

Meer over het belang van het gebruik van bronnen en de rol van de historicus in J.C.H. Blom, 'Geschiedenis, sociale wetenschappen, bezettingstijd en jodenvervolging', Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 120(2005)4, pp. 562-580

Zie ook:

Alles wat je wil weten over Archieven

De rol van de historicus

Hoe werkt de polder

Geschiedenis van de verzorgingsstaat

KvK 23062575